Interview met Gytha Heins: Over dromen en drijfveren
Interview met Gytha Heins: Over dromen en drijfveren
Gytha Heins is bedrijfskundige en teamcoach. Ze deed drie jaar onderzoek naar aanspreekgedrag in organisaties en schreef daarover ‘Aanspreken? Gewoon doen!’ Het boek werd genomineerd voor managementboek van het jaar. Gytha wordt geïnterviewd in de natuur én met behulp van die natuur, door wandelcoach Frank Schalken.
[lees verder onder de video]
Volledige interview
Hoe zou jij jezelf omschrijven?
“Ik werk een beetje als een katalysator. Dat is een scheikundig stofje dat toegevoegd wordt om twee andere stoffen versneld op elkaar te laten reageren. De energie van die stof wordt zelf niet gebruikt. En als het goed is gaat dat bij mij ook zo. Ik help andere partijen om elkaar te vinden. Meestal borrelt er van alles onder de oppervlakte, dat kan eindeloos dooretteren. Ik zorg dat wat onder de tafel ligt naar boven komt.
Ik merkte bij verschillende banen die ik had dat er veel energie verloren gaat aan gedoe. Dat is zo zonde. Je kan die energie beter voor andere zaken gebruiken. Dat fascineerde mij. Wat ik ook merkte was dat ik vaak concessies moest doen aan mijn waarden, bijvoorbeeld bepaalde projecten die ik dan moest doen van mijn leidinggevende terwijl ik daar niet voor was opgeleid. Ik wil dat iedereen zichzelf kan zijn op de werkvloer. Dat je niet ZZP-er hoeft te worden om jezelf te kunnen zijn.
Als je jezelf bent op je werk dan lopen dingen makkelijker en is er minder gedoe. Gedoe ontstaat vaak omdat mensen niet het achterste van hun tong laten zien. De ander voelt iets maar je zegt iets anders. Dan heb je al gedoe. Iets onderdrukken wat in je zit kost heel veel kracht.”
Waar komt die fascinatie voor ‘gedoe’ vandaan?
“Ik heb geen idee, ik kom uit een warm nest. Natuurlijk was er, zoals in alle gezinnen, wel eens gedoe maar alles was bespreekbaar. Ik denk dat mijn drijfveer omgekeerd is, vanuit positieve energie. Ik ben een enorme levensgenieter en ik vind het belangrijk dat mensen ook in hun werk plezier hebben.
Het viel mij op een gegeven moment op dat ik privé blijer was dan op mijn werk. Dat zag ik ook bij anderen. Dat is toch zonde. Om je weer vrijer te voelen moet je soms eerst door het gedoe heen.
Gedoe kan je op verschillende manieren herkennen. Mensen die mopperen op collega’s of andere afdelingen, cynisme of sarcasme, projecten die niet af komen of besluiten die niet uitgevoerd worden. Mensen schrikken vaak als het op tafel ligt. Maar ik zie daarna de samenwerking veranderen. Het geeft lucht. ik zie dat mensen leren, meer voor elkaar krijgen, meer energie hebben.
Ik ben een bedrijfskundige, geen psycholoog. Dat mensen meer plezier in hun werk ervaren is voor mij geen doel op zich. Uiteindelijk gaat het er om dat mensen hun werk beter kunnen doen. Ik wil resultaten verbeteren door relaties te verbeteren. Goede relaties vindt iedereen fijn. Als mensen overlijden en gevraagd wordt waar ze spijt van hebben gaat het altijd over relaties, bijvoorbeeld ‘Ik heb te weinig tijd met mijn kinderen doorgebracht’ of ‘ik was er te weinig voor mijn gezin’. Hoe mooi is het als je relaties op je werk ook goed lopen.”
Ik wil je vragen om iets in de natuur te zoeken dat staat voor die drijfveer.
“Zo’n blad als dit is een netwerk van relaties. Ik zie hier wel een managementteam. De steel symboliseert de voorzitter, de hoofd- en zijnerven de verschillende eigenwijze managers die hij moet aansturen. Die op hun beurt allemaal lijntjes hebben naar hun medewerkers of klanten. Je ziet aan zo’n blad hoe de relaties zich vertakken. Er zitten veel verschillende kleuren in het blad, het is ook gehavend. Er is geen managementteam dat niet gehavend is en dat is prima. Wees vooral mens, ook als leider, als steel. Inclusie is een hot topic op dit moment. Waarderen van verschillen in plaats van je er tegen afzetten.
Ik wilde mijn eigen waarden hoog houden maar merkte dat dat niet altijd kon in de organisaties waar ik werkte. Ik heb een paar opdrachtgevers nu die dat ook belangrijk vinden. Een van de programma’s die ik begeleid heet ‘Being yourself, working together’.
Als je als ZZP-er ‘van buiten’ komt dan voel je meer onafhankelijkheid. Ik heb soms een opdrachtgever waarbij ik denk dat die een dubbele agenda heeft. Dan vermoed ik dat hij mij gebruikt om zijn zaakjes voor elkaar te krijgen. Ik maak dat bespreekbaar en als blijkt dat dit klopt stop ik met de opdracht. Als je in dienst bent is dat heel moeilijk. Medewerkers denken vaak dat hun manager veel negatieve macht heeft. Bijvoorbeeld om hen te ontslaan of promotie te verhinderen. Hoe irreëel ook, dat is een diepgeworteld gevoel en weerhoudt mensen er vaak van zich uit te spreken over zijn of haar gedrag.
Ik gun iedereen dat gevoel van autonomie, of je nu leiding geeft of niet. We denken vaak, hoe hoger in de hiërarchie, hoe autonomer. Toch is dat niet altijd zo. Ik had gister nog een gesprek met een bestuurder, die had in zijn organisatie een leidinggevende waar het hele team last van had. Ze hadden eigenlijk al heel veel geprobeerd. Dus ik zei: ‘dan heb je mij wellicht niet nodig en moet je nadenken over een andere interventie. Een vertrek’. Toen zei de bestuurder: ’Gytha, je snapt het niet, deze man is een icoon. Hij haalt vreselijk veel omzet binnen. We zijn van hem afhankelijk.’ Dan wordt het spannend. Mensen voelen zich geremd om iets te zeggen. Het zou mooi zijn als ze dan toch autonoom blijven.”
Dan kom je dus op een Mathijs van Nieuwkerk-situatie.
“Het is goed om zeer ongewenst gedrag in perspectief te plaatsen. Het plakken van labels zorgt heel snel voor gedoe. We maken vaak geen onderscheid tussen onze observaties en interpretaties. We delen onze interpretatie en zeggen bijvoorbeeld tegen de ander ‘jij bent intimiderend’. Dan zegt die ander waarschijnlijk ‘ik ben helemaal niet intimiderend’ en heb je direct gedoe. Je kan ook zeggen: ‘je verhief net je stem en boog voorover’. Soms is dat al genoeg. Vervolgens kan je zeggen ‘ik voel mij daardoor geïntimideerd’. Dat is veel kwetsbaarder dan te zeggen ‘jij bent intimiderend’.
Nederlanders hebben de naam om heel direct te zijn, om mensen aan te spreken. Maar dat is niet zo, Nederlanders zijn vooral goed in hun mening geven. Als het gaat om het bespreken van gedrag van een collega zijn Nederlanders bangeschijters. Dat doen we niet. We gaan ‘over’ ze praten in plaats van ‘met’. We zijn allemaal niet zo moedig. Ook ik soms niet.”
Ik wil je vragen om twee items hier in de natuur te zoeken die jouw aanspreken, die jij boeiend vindt.
[Al snel heeft ze er twee gevonden.]
Ze staan allebei voor een tip rond het aanspreken van mensen.
“Als eerste deze wegwijzer. Die spreekt mij aan, je kan allerlei kanten op. De rode pijl staat voor een rode lijn. Het is belangrijk om te weten waar jouw rode lijn ligt, wat voor jouw onacceptabel is. Heel veel mensen hebben dat niet scherp. Zodra iemand die lijn overgaat – of die nu Mathijs van Nieuwkerk heet of Kees of Jantine, dan valt het je eerder op. Die rode lijn is voor iedereen anders. Neem bijvoorbeeld ‘respect’, dat betekent voor iedereen iets anders. Voor de ene betekent het ‘altijd op tijd in een vergadering zijn’. Voor een ander betekent het ‘een collega die het moeilijk heeft laten uitpraten waardoor je 10 minuten later bent in een volgend overleg. De waarden delen we vaak maar de norm die we er aan hangen verschilt. Als je vervolgens in gesprek gaat dan ontdek je ‘we handelen allebei uit respect, maar jij had een andere intentie’. Je kan de ander natuurlijk niet dwingen om nooit meer te laat te komen, maar door het te bespreken creëer je wel begrip.
Als iemand over die rode lijn gaat, spreek je dan uit. Voor al die andere situaties zou ik zeggen ‘laat het lopen’.”
De tweede tip?
Ik wil het nog een keer hebben over ‘observatie’ en ‘interpretatie’. Dat gaat zo vaak fout. Mensen die zeggen ‘Jij bent niet pro-actief genoeg’. Of we hebben geleerd van de feedback regels dat je met een ik-boodschap moet komen. ‘Ik heb het gevoel dat jij niet pro-actief bent.’ Dat zijn allemaal interpretaties. Deze brug hier staat voor ‘verplaats je in de ander’.
Aan de ene kant van de brug is de observatie, aan de andere kant de interpretatie. Het begint bij de observatie, bijvoorbeeld een collega die als grapje tegen een andere collega met een hoofddoek zegt: ‘ben jij ook met de boot gekomen?’. Dat is de observatie. Dan gaan we labels plakken, rennen de brug over en gaan interpreteren. En ga je tegen die collega zeggen dat hij slechte humor heeft. Maar je zou moeten delen wat je ziet. ‘Je maakte een grapje in het overleg over of ze ook met de boot is gekomen. Een paar mensen lachten daar om’. Daarna kan je zeggen wat het effect op jou is of waarom het je stoort. Maar niet wat je er van vindt. Maar voor de duidelijkheid, dit doe je dus alleen als jouw heilige graal is ‘je maakt geen grapjes ten koste van mensen.’
Het is sowieso goed om er afstand van te nemen als zoiets gebeurt. Slaap er een nachtje over. Misschien twee maar niet meer. En deel dan je observaties.”